Faeroers Woordenschat

Woordenboek.eu > Basiswoordenschat > Faeroers

	Nederlands	Faeroers
	[het] kind	barn
	baby	pinkubarn
	broer	bróđir
	bruiloft	brúdleyp
	buurman	granni
	dochter	dóttir
	familie	húsfólk; hýski; ætt
	grootvader	abbi
	jongen	drongur
	man	mađur; mannfólk
	meisje	genta
	mens	fólk; menniskja
	moeder	móđir
	persoon	einstaklingur
	vader	fađir
	verjaardag	føđingardagur
	vriend	vinur
	vrouw	kona; konufólk; kvinna
	zuster	systir

Zinnenboek | Basiswoordenschat | Beeldwoordenboek

© 2004-2024 Woordenboek.EU | Toegankelijkheid | Contact